Begin juli begon het avontuur voor achtstejaars Jansbrugger Niek Kusters. Op een boot voer hij van Texel naar het zuidelijkste punt van Groenland en weer terug. Aan boord van de 60 meter lange boot RV Pelagia deed hij onderzoek voor het NIOZ Royal Netherlands Institute for Sea Research. In de reis van 5 weken vergaarde de waterbouwkundige met 5 andere wetenschappers en studenten data, Niek: “Ons doel was om een beter begrip te krijgen van het transport van warmte en zout met de oceaanstromingen, en hoe dit veranderd door de jaren heen.”
Drieëneenhalve week voerde de groep metingen uit tussen Groenland en Schotland. Op de Mid-Atlantische rug liggen vijf verankeringen(boeien op de bodem), die onderdeel zijn van een groter internationaal project, waar ze jarenlang op verschillende dieptes onder andere het zoutgehalte, de temperatuur van het water en de richting en snelheid van de stroming meten. Deze data wordt om de twee jaar uitgelezen, door de verankeringen naar de oppervlakte te halen; het belangrijkste doel van Nieks reis. “Je moet eigenlijk de data opvissen, wat nog een spannend moment is.” vertelt Niek. “Wanneer je de verankering niet vindt, mis je ontzettend veel data. En dat terwijl een boei zo klein is ten opzichte van de oceaan.” Gelukkig lukte dit, met behulp van akoestische instrumenten aan boord die de boeien nauwkeurig kunnen lokaliseren.
Naast het uitlezen van de data uit de verankeringen vergaarden ze op meer manieren data. Niek: “We hebben drifters uitgezet, dit zijn boeien die meedrijven met de stroming. Ze sturen hun locatie uit, dat is echt heel handig.“. Ook heeft de groep 80 keer een speciaal frame laten zakken tot de bodem, die wel drie kilometer diep is. “Met dit frame konden we meer data vergaren over bijvoorbeeld de verdeling van het zout- en zuurstofgehalte over de waterdiepte”.
Vijf weken op een schip levert natuurlijk bijzondere situaties op. “Tijdens de heenweg hebben we twee dagen storm gehad. De golven kwamen wel tot acht meter hoog!” vertelt Niek. “We vaarden recht tegen de storm in, waardoor we nauwelijks vooruit kwamen.” Naast dolfijnen en grienden kwamen ze tijdens de tocht vrijwel niemand tegen: “We hebben anderhalve week geen enkel ander schip gezien, zelfs niet op de radar. Je bent echt in de middle of nowhere.”
De reis was natuurlijk niet compleet zonder souvenir. “We hebben op het diepste punt versierde piepschuimen bekers met het meetframe naar de bodem laten zakken. Vooraf waren ze 11 centimeter hoog, maar kwamen door de enorme waterdruk twee keer zo klein naar boven.” Het duurde wel even voordat Niek zijn souvenir bemachtigde: de tocht van ruim drie kilometer naar beneden en weer terug omhoog duurde in totaal ruim drie uur.
Dat Niek mee kon met deze bijzondere reis heeft hij te danken aan zijn afstudeerproject op het gebied van oceanografie. “Door Covid-19 kon een aantal buitenlandse onderzoekers niet mee en kwamen er plekken vrij voor studenten, zo werd ik ook gevraagd om mee te gaan”. Dat was vier weken voor vertrek en hij heeft direct ja gezegd. Mede dankzij deze ervaring is zijn interesse voor oceanen nog meer gegroeid. “Ik zou heel graag door willen met oceanografie, maar het is maar een kleine sector in Nederland. Een PhD plek bemachtigen is lastig, wie weet lukt het.”
Reacties
Er zijn (nog) geen reacties op dit bericht. Ben jij de eerste?